N.B. Het kan zijn dat elementen ontbreken aan deze printversie.
Interview
Roel Binnendijk | dierenactivist Roel Binnendijk ging undercover in de bio-industrie om misstanden te filmen. De minister kreeg „buikpijn” van zijn beelden. „Je ziet de dieren niet meer als dieren.”
Hij vindt het „wennen” om uit de schaduw te stappen. Jaren was hij anoniem. Roel Binnendijk (38 jaar, blauwe ogen, kort donker haar) zit in een zaaltje van uitgeverij Het Spectrum in Amsterdam. En hoewel hij met zijn naam en foto in de krant komt, ziet hij zijn woonplaats liever niet vermeld. Een heleboel mensen uit de veehouderij zijn waarschijnlijk heel erg boos op hem.
Binnendijk is niet bekend bij het grote publiek, maar zijn beelden zijn dat wel. Hij hoopt, althans, dat zoveel mogelijk mensen ze hebben gezien. Binnendijk was de man achter verschillende grote onthullingen over dierenleed. Hij werkte over een periode van drie jaar undercover in de bio-industrie voor de organisaties Animal Rights en Varkens in Nood. De dierenactivist maakte stiekem, met een knoopcamera onder zijn overall, beelden van de industrie. Hij werkte als uitzendkracht in stallen, bij veetransporten en in een groot slachthuis. Over deze periode en de impact die het op hem had, schreef hij samen met journalist Jeroen Siebelink het deze week verschenen boek Onder de Beesten.
Binnendijks reeks onthullingen over de bio-industrie begon in 2018, toen nieuwsprogramma’s beelden lieten zien uit Nederlandse eendenfokkerijen. Te zien was hoe met eenden werd gegooid, en hoe ze werden doodgetrapt of doodgeslagen tegen een muur. De Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit (NVWA) gaf op basis van de beelden drie eendenfokkers en twee vangploegen een boete.
Kort daarop werden beelden van mishandeling van varkens en runderen in slachthuis Gosschalk in Gelderland niet alleen nieuws in Nederland, maar ook in Duitsland, Groot-Brittannië en België. Te zien was hoe de dieren met de scherpe zijkant van peddels op kop en rug werden geslagen. Een kreupel varken werd aan zijn oor door het slachthuis getrokken.
Het slachthuis moest van toenmalig landbouwminister Carola Schouten (die zei „buikpijn” te hebben van de beelden) sluiten en het bleef acht weken dicht. Daarna ging het weer open op voorwaarde dat het proces van het slachten trager zou gaan.
Afgelopen december kwam de laatste in de reeks onthullingen. RTL Nieuws toonde door Binnendijk opgenomen beelden van de mishandeling van varkens op transport. Te zien is hoe de dieren meerdere keren achter elkaar stroomstoten krijgen, vaak op gevoelige plekken. Minister Piet Adema (ChristenUnie) van Landbouw noemde de beelden „walgelijk en verschrikkelijk” en zei een verbod op het gebruik van de stroomstootapparaten te laten onderzoeken. Deze week heeft hij zo’n verbod aangekondigd.
Waarom heb je besloten undercover te gaan in deze industrie?
Binnendijk: „Ik had nooit van mezelf verwacht dat ik veganist zou worden, laat staan dierenactivist. Ik at heel standaard: aardappelen, groenten en vlees. ’s Ochtends het liefst magere kwark. Tot ik tien jaar geleden mijn vriendin ontmoette. Zij raadde me een documentaire aan: Earthlings, over hoe mensen omgaan met dieren. Ik heb de film helemaal afgekeken, maar na een kwartier was ik eigenlijk al overtuigd.
„Dat leerde mij hoe groot de kracht van beelden is. Hoe effectief het kan zijn om gewoon de rauwe realiteit van de industrie te zien. Na die documentaire kon ik niet anders dan veranderen. Ik wilde iets betekenen, dus werd net als zij dierenactivist.”
Je koos ervoor undercover in de industrie te gaan werken. Je had ook via demonstraties je standpunt kunnen uiten.
„Ik heb een paar jaar meegedaan aan protesten. Maar hoe groot is het effect van een demonstratie? Gevoelsmatig was het verwaarloosbaar. Daarom vroeg ik wat ik nog meer kon doen. Ik werd gevraagd om als eerste undercover in de Nederlandse bio-industrie te filmen, eigenlijk een herhaling van wat in het varkensslachthuis in het Belgische Tielt was gebeurd.
„Ik realiseerde me meteen hoe belangrijk en effectief dit project zou kunnen zijn. En ik dacht dat ik het zou kunnen. Niet omdat ik de meest zelfverzekerde persoon ben. Ik ben juist niet iemand die makkelijk acteert en liegt. Maar omdat ik onvindbaar was op internet: ik had geen accounts op sociale media. En ik werk bij een dierenambulance, dus ik was er al aan gewend dierenleed te zien.”
Hoe ging je te werk?
„Het was een kwestie van gewoon solliciteren, maar met valse adresgegevens en een nieuw telefoonnummer. Ik moest een mooi CV creëren, maar kon moeilijk zeggen dat ik bij de dierenambulance werk – dat zou te veel vragen oproepen. Gaten op mijn CV verklaarde ik door mij uit te geven voor backpacker. Zo kon ik ook onherleidbare werkervaring met dieren verzinnen in het buitenland. Recruiters gingen mee in mijn avontuurlijke verhaal. Eigenlijk kon ik best snel aan de slag met de eerste klussen.”
Je bent afgestudeerd criminoloog. Nu ging je zelf een grens over, naar strafbaar gedrag. Aanvankelijk door stallen in te sluipen om te filmen, en later ging je undercover het werk vastleggen.
„Mijn vader was vijftien jaar politieagent, dus ik was me bewust van wat ik ermee op het spel zette. Zoals het risico op een strafblad. Maar ik vond iets gaan doen dat schuurt met de wet niet in verhouding staan tot de misstanden in de bio-industrie die ik aan het licht zou kunnen brengen.
„Tijdens mijn studie criminologie ging het nooit over dierenmishandeling. Terwijl: als je kijkt naar de definitie van geweld volgens de ambtinstructie voor de politie, dat is het ‘uitoefenen van dwangmatige kracht met meer dan geringe betekenis op personen of zaken’. Dat is volgens mij precies wat we in de bio-industrie doen bij dieren. We branden staarten af, we slijpen tanden af, we onthoornen, we fokken ze door, en op heel jonge leeftijd maken we ze dood. Bij huisdieren of wilde dieren zouden we veel eerder spreken van dierenmishandeling. Maar voor de veehouderij, de meeste zoogdieren op aarde, maken we een uitzondering.”
Hoe was de omschakeling van de dierenambulance naar de veehouderij?
„Het was een wereld van verschil. Bij de dierenambulance vangen we vaak vogels. Dan pakken we ze met onze handen om de vleugels heen. Dat geeft het minste stress, en daardoor kunnen ze niks breken. Bij de kippen die ik ving om op transport te gaan, pakten we ze bij de poten en hielden ze met meerdere tegelijk ondersteboven. Ik voelde de poten soms breken in mijn handen, vooral de broze poten van de uitgelegde hennen.”
„Een stal met dieren die op transport moeten, is als een veld dat geoogst moet worden. Zo voelde dat. Overal waar ik werkte in de bio-industrie was het: tijd is geld. Als het te traag ging, werd ik daarop aangesproken. ‘Tempo’… dat woord is mij het meeste bijgebleven.
„Als we begonnen, brak altijd paniek uit onder de dieren. Alsof er roofdieren in hun hok waren. Zeker bij kippen moesten we echt schreeuwen om elkaar nog te verstaan. Het was alsof het volume weer werd dichtgedraaid als we klaar waren met vangen. Heel onwerkelijk.”
Jullie beschrijven in het boek veel dierenleed door gejaagdheid. Maar noemen ook voorbeelden van bewustere mishandeling. Zoals schoppen van en smijten met eenden. Hoe verklaar je zulk gedrag?
„Het zijn vaak jonge jongens die gewoon geld moeten verdienen. Het is een stukje onverschilligheid, maar ook afstomping. Je ziet de dieren niet meer als dieren omdat je er elke dag mee werkt.”
„Het gevoel van afstomping heb ik ook leren kennen. Als ik een stal binnenstapte, had ik even het gevoel van: dit zijn allemaal individuen. Maar dat raakte ik snel kwijt. Het wordt een klus die geklaard moet worden. En als ik mijn gevoelens toeliet, dan begon ik te haperen in het werk. Dan kwamen de emoties boven. Ik moest het uitzetten. Anders is het niet te doen.”
Ernstig zieke dieren mogen niet op transport, is de regel. Wat zag je in de praktijk?
„Dat het heel verleidelijk is voor boeren om zieke of gewonde dieren gewoon op transport te laten zetten. In theorie kan het dier tijdens het transport gewond zijn geraakt. Dieren die niet geslacht worden, leveren geen geld op. Ik heb mensen elkaar ook horen waarschuwen in de kantine van: „Hé pas, op daar zit een strenge dierenarts. Of dat slachthuis is strenger.”
In jullie boek komt het gebruik van elektrische stroomprikkers, ook bekend als veeprikkers, vaak aan bod. Dat mag officieel alleen eenmalig bij een dier, op het achtervlak en als een dier ruimte heeft om door te lopen.
„Het gebeurde constant, meerdere keren per dier en op gevoelige plekken. Dat mag allemaal niet. Maar het is zo.”
Jij deed het ook.
„Ik werd geacht het te doen, omdat de dieren niet doorlopen. Ze gaan natuurlijk niet vanzelf. Varkens, bijvoorbeeld, zien nooit daglicht. Ze komen buiten en denken: ‘Wow’. Ze lopen niet uit zichzelf naar de volgende krappe, donkere plek. En dan worden ze dus ‘geprikt’.”
Je zag duizenden dieren, maar één kwam extra binnen. Een varken, met het nummer 351 op haar oormerk. Wat gebeurde er?
„Het was bij het afbranden van de staarten van de biggen. Moedervarkens zagen (als ze niet met hun kop naar de muur lagen) het afbranden van de staarten van biggen voor hun ogen gebeuren. Ze zagen dat we de biggen pakten, ze krijsten, en dan werden ze teruggeworpen: want zo nonchalant ging het: echt gooien. Veel moedervarkens worden dan boos, maar er was één zeug en die was echt woest. Ze beet wild met haar tanden in de stang van haar hok. De varkensboer moest opletten dat hij niet te dichtbij haar stond. Ze was zó woest. En niet alleen bij haar eigen biggen, maar ook andere biggen waar we dat bij deden.
„Wat zij aan strijd leverde, dat vond ik zo… ik raakte geëmotioneerd. De varkensboer zei: ‘Hé, dat is een goede moeder’. En verder werd er lacherig om gedaan. Het raakte mij zo diep, het zit nog steeds diep, dit stuk. Het zijn echt de moeders die zo misbruikt worden in de bio-industrie. Ik heb waarschijnlijk honderdduizenden dieren gezien. Maar deze heb ik echt gehoord.”
Je hebt op beelden vastgelegd hoe slachthuismedewerkers overtredingen bewust verbergen voor de NVWA. Zo wees een medewerker naar een camera en waarschuwde geen overtreding te maken die in beeld zouden komen.
„Zeker. Niet in het zicht van de camera prikken [met een stroomwapen], werd dan gezegd. Niet prikken als de dokter kijkt, wel als hij niet kijkt. Bij grote slachthuizen moet altijd een arts van de NVWA aanwezig zijn. Ik heb ook echt goede dierenartsen gezien, die zaten er bovenop. Maar vaak was het halfbakken, van ‘hé jongens, als jullie dat nog een keer doen, dan ga ik een keer een notitie maken’. Het grootste probleem is: de NVWA kan maar op één plek tegelijk staan.”
Wat je hebt gedaan, heeft natuurlijk ook impact op andere uitzendkrachten en boeren. Je hebt ze stiekem gefilmd en gelogen over je achtergrond. Hoe vaak stond je stil bij de impact die je op hen zou hebben?
„Eigenlijk bij elke leugen. Misschien is dat mijn aard. Het zijn gewoon mensen. Sommigen waren niet goed voor hun dieren, maar wel heel aardig voor mij. En soms kwam ik mensen tegen die ook echt twijfels hadden bij hoe het gaat in de industrie.”
Jullie omschrijven een aantal momenten waarop je bijna door de mand valt. Wat was voor jou het spannendste moment?
„Dat is toch echt in het slachthuis geweest met de Roemeense Luca. Dat was mijn maatje. Hij was een beetje gek en vaak vrolijk. En dat was echt wel nodig in dat slachthuis. Ik heb nog nooit zoveel gedeprimeerde gezichten gezien.
„Ik hing de runderen, die net waren afgeschoten, aan hun poten op aan kettingen. Het was warm, maar ik had natuurlijk onder mijn overal ook mijn shirt aan. Want daar zat mijn camera in. Hij zei: ‘Waarom warm-warm?’ Hij wilde duidelijk maken dat ik een shirt aan had. En uit het niks greep hij mijn shirt. Het was speels bedoeld, maar hij had met het shirt de camera in zijn hand. Dat was een heel spannend moment. Hij moet iets gevoeld hebben. In dat opzicht is het werk altijd spannend geweest. Ieder moment kon ik betrapt worden.”
Het slachthuis in Gelderland is gesloten geweest. Heb jij een beeld van hoe het eraan toeging bij andere slachthuizen?
„Daar kan ik natuurlijk eigenlijk niet over oordelen, maar ik was gewoon willekeurig bij slachthuizen aan het solliciteren. Ik ben niet bij andere slachthuizen binnen geweest, maar met alles wat ik heb gezien in de bio-industrie ben ik niet heel erg optimistisch.”
Veel is afgedaan als incident.
„Ja, het is wel heel toevallig dat ik steeds incidenten zie. Ik vind het heel vervelend als dat zo wordt afgedaan. De ene keer is het een incident en de andere keer zeggen ze van ja, als je langere tijd filmt, vind je altijd wel iets.”
Jullie boek eindigt opvallend: je wordt zelf verdacht van dierenmishandeling op basis van de beelden die je had ingeleverd bij de NVWA.
„Ja, daar breek ik mij het hoofd ook nog over. Ik filmde natuurlijk collega’s, maar het grootste deel van de tijd mijn eigen handen. Ik probeerde altijd in het midden te zitten qua hoe hardhandig ik omging met dieren, om niet op te vallen. Misschien dat de recherchedienst van de NVWA één lijn wilde trekken? Ik heb er in ieder geval al een jaar niks meer over gehoord, maar volgens mijn advocaat kunnen zulke dingen heel lang duren.
„Zelf vind ik dat ik echt een grens over ben gegaan met dieren. Door oververmoeidheid, het afstompen, het slecht slapen, lichamelijke pijn. En continu de werkdruk, meedoen aan de norm. De bandsnelheid in Gosschalk is nu een derde lager dan het tempo waarop ik heb moeten werken.
„De dag dat ik verhoord werd als verdachte, ging het in de Tweede Kamer over de misstanden in slachthuizen naar aanleiding van mijn beelden. Het contrast was vreemd. Ben ik een held? Ben ik een crimineel?”
Jij ziet de hele industrie als misdadig. Ik krijg de indruk dat je weinig verschil meer ziet tussen verschillende boeren, tussen wel of niet een welzijnskeurmerk bijvoorbeeld.
„Ik werkte voornamelijk in de standaard bio-industrie. Maar ik moest ook eens kippen vangen bij een boerderij waar het, volgens een collega, ging om driesterrenkippen. Hij vroeg: ‘Zie jij nou verschil?’ Ze hebben ietsje meer ruimte. Zijn ze ietsje minder kaal. In het slachthuis waren ze sowieso allemaal hetzelfde. Ze zaten allemaal in die stressvolle situatie. Geen dier wil dood worden gemaakt.”
Jullie boek heet ‘Onder de Beesten’. Wie worden bedoeld met ‘de beesten’?
„De mens. Wij met z’n allen. In het boek gaan Jeroen [Siebelink, medeauteur] en ik na wie er verantwoordelijk is voor het dierenleed. Is het de boer? Zijn het de transporteurs? Is het slachthuis verantwoordelijk? Is het de supermarkt? Het proces wordt zo in stukjes geknipt: heel veel mensen doen maar één handeling bij een dier. Iedereen doet er een beetje aan mee en niemand voelt zich echt verantwoordelijk.
„Voor mij is het: iedereen die hieraan meebetaalt. En dat doe je met je consumptie, wat mij betreft is dat de grootste misdaad. Het is een monster dat we met z’n allen in stand houden.”
Minister Adema werkt aan een wetswijziging voor meer camera’s en een verbod op stroomstootwapens in de veehouderij.
„De stroomstootwapens zijn er om dieren zo snel mogelijk in het transport of door de slachtlijn te jagen. De dieren stribbelen tegen, keren om, maar de productielijn moet blijven draaien. Mag het niet met stroom, dan schoppen ze of slaan ze met de scherpe kant van een peddel. Ik ben blij met verbeteringen van dierenwelzijn, maar vraag me af hoe effectief het is.
„Ik hoop dat we, voor dieren maar ook voor het klimaat en de natuur, af kunnen van onze afhankelijkheid van de intensieve veehouderij. En de wereld op een rechtvaardigere manier gaan voeden.”